Meles meles

das

Leefgebied

Bijna geheel Europa, met uitzondering van Noord‑Scandinavië en de ei­landen in de Middellandse Zee, echter op Kreta wel aanwezig. Verder gematigd Midden‑ en Oost‑Azië, Tibet, Korea en Japan. In Nederland zeldzaam.

Leefomgeving

De das bewoont het liefst loof‑ en gemengd bos, begroeide ravijnen, dicht struikgewas en parkachtige landschappen. Graag houdt hij zich op in de buurt van water.

Lichaamslengte

De das is ons grootste landroofdier en meet tussen de 60 en 70 cm.

Staartlengte

Ongeveer 15 cm.

Lichaamsgewicht

Het gewicht wisselt met de jaargetijden en varieert van 6,5 tot 20 kg. Het vrouwtje is kleiner en lichter dan het mannetje.

Kleur

Grijs van boven en zwart aan de onderkant. De kenmerkende zwarte strepen, die van de zijkant van de snuit over de ogen naar de oren lopen, maken dat hij niet te verwarren is met enig ander dier. De kleur van de vacht wordt soms beïnvloed door de grondsoort waarin hij leeft. Lichter gekleurde dassen blijken soms bij aanraking met water niet 'kleurvast', maar gewoon donker te zijn. De vacht bestaat uit een licht gekleurde onderwol met daarboven een ruige, stugge, harde dekharenlaag. De dekharen zijn bij de inplant wit over zo'n 4 cm, daarna heeft het dekhaar een zwart tussenstukje en aan de punt is het dekhaar weer wit. Dit geeft tesamen de grijzige kleur aan het dier.

Omschrijving

Het dier is zwaargebouwd met korte krachtige poten, welke met name aan de voorpoten voorzien zijn van sterke, gekromde nagels. De voetzolen zijn vrijwel onbehaard en niet eeltig. De das is evenals de beer een zool­ganger. Aan elke voet heeft hij vijf tenen.

Actief

In de schemering en nacht.

Voedsel

Alleseter. Regenwormen, nesten van bijen, hommels, wespen, larven en in­ secten zoals engerlingen en emelten. Mais en andere graansoorten, kevers, valfruit, muizen, mollen, konijnen en egels. Amfibieën, slakken, eikels, vogels en eieren. Aardbeien, bramen, vlier‑ en mei­ doornbessen. Afhankelijk van de tijd van het jaar.

Beschrijving

De das bewoont een burcht, ook wel eerd of wrang genaamd. Deze dassenburcht is een complex geheel van kamers, gangen en pijpen. De doorsnee van de pijpen is on­geveer 30 cm. Het woonvertrek wordt ook wel de 'ketel' genoemd. Een dassenburcht wordt vaak generaties lang bewoond door dassenfamilies en wordt geleidelijk aan steeds meer uitgebouwd, tot de burcht een zeer grote opper­vlakte beslaat. Er zijn ook burchten met maar twee of drie holen. Maar het merendeel van de burchten heeft er drie tot wel dertig aan toe. Iedere burcht is voorzien van ventilatieschachten, voor de verse luchtvoorziening en een aantal vluchtpijpen.

De das, netjes als hij is in huis, houdt de burcht schoon en voorziet die geregeld van schoon nestmateriaal, dat hij soms van ver aansleept. Hooi, bladeren en droge grassen genieten de voorkeur. Buiten de burcht zijn vaak één of meer kuiltjes, welke dienst doen als latrine. Kenmerkend voor de dassenburchten zijn de lange afvoergeulen, soms meters lang en bochtig, en de enorme stortbergen die bij de ingangen liggen. De das komt in de winter soms wekenlang de burcht niet uit en teert op zijn vetreserve, alhoewel we dit geen echte winterslaap kunnen noemen. Overigens is de das bij het verlaten van zijn burcht altijd zeer oppassend. Er wordt flink wat afgesnuffeld voor hij zijn huis verlaat. Verspreid over zijn territorium heeft de das beschikking over een groot aantal schuilkelders in de vorm van vluchtpijpen die meestal dicht in de buurt van zijn 'wissels' of 'paden' liggen.

Dassen leven vaak min of meer in familieverband. Deze familie kan soms twee ver­ schillende, maar dicht bij elkaar liggende burchten bewonen. Zo'n familie noemen we een 'clan'. Het schijnt dat dode dassen door hun soortgenoten begraven worden in de burcht. Soms ook wordt een dood dier van ver naar de burcht gesleept, om daar 'bijgezet' te worden in een kamer die afgesloten wordt met zand.

De voortplanting van de das vindt plaats gedurende de maanden februari tot oktober, met een hoogtepunt in de maanden maart tot en met mei. De werkelijke ontwikkeling van de embryo's duurt 60 dagen. De groei van de jonge dieren is echter afhankelijk van de 'verlengde draagtijd'. De vrucht nestelt zich dan pas later in de baarmoeder. Het aantal jongen varieert van 1 tot 5, met een gemiddelde van 2. De dasjes worden blind en doof geboren en hebben een lichtgekleurd vachtje. De zoogperiode is drie maanden. De oogjes gaan open na 30 dagen.

Het gezichtsvermogen van de das is beperkt, zijn neus en oren zijn echter uitste­kende hulpmiddelen om zijn terrein te verkennen en prooi of onraad te bespeuren. Klimmen kan een das wel, maar niet zo goed. Zwemmen kan hij ook, maar dat doet hij niet graag vrijwillig. De geluiden die de das maakt variëren van brommen, snui­ven, knorren tot, bij gevaar, angstaanjagend schreeuwen.

Bedreigd ‑ beschermd ‑ en toch bedreigd. De das werd tot voor een tiental jaren nog flink bejaagd en gestroopt om zijn vel, zijn vet en zijn haren. Ook werd hij menigmaal vervolgd door mensen en honden, puur voor plezier. De das werd levend gevangen, gemarteld en soms de ogen uitgestoken, alvorens hij in een schuur aan de honden overgelaten werd. Mens en dier vierden hun lusten bot, ten koste van de das! De bedreiging voor de das is nog lang niet voorbij, integendeel. De dassenpopulaties zijn uitgedund door de jacht en door versnippering van hun biotoop. De ruilverkaveling, verdichting van de bebouwing en de ontginning van gronden op grote schaal, samen met de mens‑ en verkeersdrukte maken dat het dier zich nog nauwelijks kan handhaven.

Ondanks alle inspanningen, zijn de maatregelen die tot nu toe genomen zijn om de das en zijn leefgebieden te beschermen, nog ontoereikend om de dassenpopulaties in stand te houden, laat staan te vergroten. De verschillende leefgebieden liggen te ver uiteen, de dieren kunnen elkaar niet meer (veilig) bereiken. De fourageergebie­den zijn te klein en te kwetsbaar.

Nog steeds worden er ieder jaar burchten uitgegraven, of dassen ten onrechte ge­dood, of verdreven. Het is ons grootste inheemse landroofdier, of moeten we straks zeggen, was?? Behoud van de leefgebieden voor de das, is behoud van leefgebieden voor de mens We zijn al zoveel kwijtgeraakt, de bever en otter gingen hem voor. Het lijkt erop, dat de das, ondanks vele goedwillenden, een moeilijke strijd zal moeten leveren om zich te handhaven, een strijd tegen een wel heel ongelijke strijdmakker .... de mens .... !

Wettelijke status

De wettelijke status van de das is per 1 september 1994 als volgt: De das valt in Nederland onder de Natuurbeschermingswet. Tevens is de das opge­nomen in de lijst van beschermde diersoorten‑, bijlage 3 van de Conventie van Bern.

Sorry, this website uses features that your browser doesn’t support. Upgrade to a newer version of Firefox, Chrome, Safari, or Edge and you’ll be all set.